nieuws

Meer Tijd voor de Patiënt

 

Vanaf juli 2023 draait het landelijke impulsprogramma Meer Tijd voor de Patiënt. Een combinatie van ingrepen in de dagelijkse praktijk van huisartsen, leidt naar verwachting tot meer verwijzingen naar Welzijn op Recept. Anne Annegarn, senior-adviseur van Elaa implementeert het plan in Amsterdam: “Naast tijd gaat het om hóe je het gesprek met een patiënt voert.”

 

30 januari 2024

 

De landelijke regeling stimuleert huisartsen om werkprocessen anders in te richten, de banden aan te halen en te onderhouden met sociale stichtingen en organisaties in de wijk en eventueel extra medewerkers aan te trekken. Al deze maatregelingen leiden tot meer tijd per consult, bij de patiënt die dat nodig heeft.
 
Anne Annegarn van Elaa meent dat dit precies nodig is om de vraag achter de vraag te stellen: “Als iemand steeds terugkomt met slaapproblemen kan je elke keer een slaapmiddel geven, maar je kan ook onderzoeken wat er aan de hand is en vragen: ‘Waar lig je wakker van? Heb je misschien geldzorgen?’ En als je in je eigen wijk je sociale netwerk goed op orde hebt, dan kan je iemand doorverwijzen naar een hulp- of zorgverlener die echt een oplossing biedt, in plaats van dat je steeds weer aan symptoombestrijding doet.”


Meer doorverwijzingen

In de praktijk leidt Meer Tijd voor de Patiënt tot meer doorverwijzingen naar Welzijn op Recept. En regelmatig met succes. Een goed voorbeeld is een huisarts in Amsterdam-Noord, die 25 van de 26 patiënten op een wachtlijst voor de GGZ doorverwees naar welzijnscoaches. Na drie maanden gaven deze patiënten aan hier zeer tevreden over te zijn.
 

Wat is de rol van Elaa bij Meer Tijd voor de Patiënt?

Anne Annegarn: “Elaa is een Amsterdamse organisatie dat het sociale met het (para)medische domein verbindt. Onze belangrijkste taak is om te signaleren waar de huisarts en de welzijnscoaches behoefte aan hebben, uitdragen hoe ze elkaar aanvullen en ze aan elkaar verbinden. Wij als Elaa zijn het oliemannetje dat zorgt dat alles goed loopt.”
“Er zijn huisartsen die heel blij zijn en zeggen: ‘Welzijn op Recept mogen ze nooit meer afpakken.’ Toch zijn er ook die zeggen: ‘Wat is dat ook alweer?’ De een heeft al een goedlopende praktijk waarin doorverwezen wordt naar welzijnscoaches, de ander heeft er nauwelijks notie van genomen.”

“Vanaf de start van Welzijn op Recept hamerden wij erop dat elke huisartsenpraktijk een vaste welzijnscoach heeft. De patiënten zijn toch kwetsbare personen. Een arts verwijst een patiënt pas door als ze een goede ervaring met iemand hebben. Dat blijft een heikel punt. Daarom is de terugkoppeling na een doorverwijzing ook zo belangrijk. Een huisarts is bij een medisch specialist gewend dat er een brief terugkomt waarin staat of de patiënt aangenomen is, een behandeling krijgt en waarvoor. Voor werkenden in het sociale domein is dit minder vanzelfsprekend. Wij zorgen ervoor dat de werkwijze van het sociale en het medische werkveld beter op elkaar aansluit.”
 

Wat is er nodig voor een goede samenwerking?

“Vertrouwen. Het gebeurt weleens dat een welzijnscoach van baan verandert. Dit is een kwetsbaar moment. Je ziet dan dat de werkrelatie huisarts en welzijnscoach instort omdat die vertrouwde persoon weg is. Mijn advies voor de welzijnscoach is: neem als het even kan tijd om je opvolger in te werken. Ga samen live langs bij de huisarts of wijs op de wijktours die Elaa organiseert. En voor de nieuwkomer: haak eens aan bij een lunch of een werkoverleg bij de huisarts. Kortom, zorg dat de lijn doorloopt.”
“Het is ook zo dat huisartsen meer hand-in eigen boezem mogen steken, want de welzijnscoaches die ik spreek zijn erg flexibel. Ze proberen regelmatig om een afspraak te maken bij een huisartsenpraktijk, die hen buiten de deur houdt omdat de huisarts of de assistent er geen tijd voor heeft. Dan komt dat contact natuurlijk ook lastig tot stand.”
“Als er wederzijdse vertrouwen is, dan neemt de huisarts gemakkelijker contact op met de welzijnscoach en verwijst een patiënt eerder door. Bij een goede samenwerking verminderen we de druk op specialistische zorg en werken we aan een toekomstbestendige zorgsector.”